Wat mag een toezichthouder?

Ik heb, in mijn werk, regelmatig  te maken met toezichthouders. Dat gaat vrijwel altijd in een prima sfeer. Toezicht is een prima zaak, zeker wanneer het met de menselijke maat wordt uitgevoerd. Het geeft je de kans zaken toe te lichten en zo nodig uit te leggen. Plus regels zijn immers regels en alleen van waarde als op het voldoen aan die regels wordt gecontroleerd.  Het gaat echter ook wel eens mis bij het houden van toezicht. Soms omdat degene bij wie het toezicht plaatsvindt de bevoegdheden van de toezichthouder wel erg ver vindt gaan en het daar niet mee eens is. Soms omdat de toezichthouder  het houden van toezicht verward met opsporing en daarmee de grenzen van zijn bevoegdheden overschrijdt.

Wat mag nu wel en wat niet? In onderstaande tekst een toelichting op het houden van toezicht, de bevoegdheden die daarbij horen en het verschil met opsporing.

‘Toezicht’ houdt in: ‘het uitvoeren van controle op de naleving van wettelijke regels’. Degene die het toezicht uitvoert wordt, weinig verassend, toezichthouder genoemd.   Aan de toezichthouder zijn wettelijke bevoegdheden toegekend die redelijk verstrekkend zijn. Die bevoegdheden zijn ook nodig om op een goede manier toezicht te kunnen houden. Maar die bevoegdheden brengen ook verantwoordelijkheden met zich mee. Het ligt dan ook voor de hand dat niet zo maar iedereen toezicht mag houden. Op grond van artikel 5:11 Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder een toezichthouder verstaan ‘een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift‘.

Een toezichthouder mag dus alleen toezicht houden als hij voor die toezichthoudende taak bij of krachtens een wettelijk voorschrift is aangewezen. Een toezichthouder moet zich dan ook als zodanig legitimeren en daarbij de reden van zijn bezoek bekend maken, voordat hij van zijn bevoegdheden gebruik mag maken. Vervolgens gelden deze bevoegdheden alleen voor het onderwerp dat is genoemd.

De bevoegdheden en de rechten van een toezichthouder zijn beschreven in artikel 5:15 tot en met 5:20 Awb. Zoals gezegd zijn sommige van deze bevoegdheden nogal verstrekkend. Bovendien volgt uit  artikel 5:20, eerste lid Awb dat ‘een ieder verplicht is aan een toezichthouder alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs kan worden gevorderd’. Er wordt dus verwacht dat je medewerking verleent aan het toezicht. Vervolgens is de vraag, welke bevoegdheden een toezichthouder heeft. Kort samengevat heeft een toezichthouder de bevoegdheid:

  • tot het betreden van elke plaats, met uitzondering van een woning,  zonder toestemming van de bewoner;
  • zich toegang te verschaffen zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hem zijn aangewezen (denk aan politie);
  • inlichtingen te vorderen;
  • inzage te vorderen van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht;
  • inzage te vorderen van zakelijk gegevens en bescheiden, waaronder ook vallen gegevens die langs elektronische weg zijn vastgelegd;
  • kopieën te maken van zakelijke gegevens en bescheiden;
  • zakelijke bescheiden mee te nemen als ter plekke geen kopieën kunnen worden gemaakt;
  • zaken te onderzoeken en monsters mee te nemen;
  • zaken mee te nemen als het onderzoek of de monsterneming niet ter plaatse kan geschieden;
  • vervoermiddelen met betrekking waartoe hij een toezichthoudende taak heeft en hun lading te onderzoeken;
  • te vorderen dat een voertuig of een vaartuig door de bestuurder stil wordt gehouden door de bestuurder naar een door hem aangewezen plaats wordt overgebracht.
  • van een bestuurder van een vervoermiddel inzage te vorderen van de wettelijk voorschreven bescheiden.

Dit is één kant van het verhaal. De andere kant is dat toezichthouden niet gelijk staat aan opsporing. Een toezichthouder  heeft geen (strafrechtelijke) opsporingsbevoegdheid. Zo mag een toezichthouder geen ‘inkijkoperaties’ uitvoeren, dat wil zeggen onderzoekingen en waarnemingen uitvoeren waarvan hij betrokkene(n) niet op de hoogte heeft gesteld. De uitoefening van de toezichthoudende bevoegdheid mag evenmin zo ver gaan dat plaatsen worden doorzocht zonder toestemming van betrokkene.

Een belangrijk verschil tussen toezicht en opsporing is dat voor het uitoefenen van toezicht niet vereist is  dat er een vermoeden bestaat dat een voorschrift niet wordt nageleefd. Voor opsporing is dit wel het geval.

Moraal van het verhaal is dat een toezichthouder bij zijn toezichthoudende taak weliswaar verregaande bevoegdheden heeft,  maar die bevoegdheden beperkt blijven tot het houden van toezicht. Degene bij wie het toezicht plaatsvindt moet wel medewerking verlenen, maar hoeft geen verklaring af te leggen die bezwarend werkt ten opzichte van hem of haarzelf.